Een gendertheoretisch advies over kledingvoorschriften op reformatorische scholen

Gepubliceerd op 17 augustus 2024 om 16:06

Onderstaand adviesrapport schreef ik als eindopdracht bij de module 'Kleding spreekt. Mode, cultuur en identiteit'. Deze module is onderdeel van de propedeuse Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit.

Inleiding

Voor leerlingen op reformatorische scholen gelden verplichte kledingvoorschriften. In het leerlingenstatuut van bijvoorbeeld de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen staat het volgende: “Leerlingen dienen op een eerbare wijze gekleed te zijn. Daarbij dragen jongens een fatsoenlijke broek (minimaal knielengte), en meisjes een fatsoenlijke jurk of rok die minstens 2/3 van het bovenbeen bedekt. Het bovenlichaam moet bedekt zijn tot en met de bovenzijde van de armen”.[1]

Mijn advies is dat het wenselijk zou zijn dat reformatorische scholen de eis van eerbare kleding en de verplichting tot het dragen van een rok of jurk voor meisjes loslaten. In dit adviesrapport richt ik mij specifiek op de geldende kledingvoorschriften voor meisjes. Ik vind het problematisch dat zij door het kledingvoorschrift expliciet en voortdurend geconfronteerd worden met hun ‘vrouw-zijn’.

Tegelijkertijd voelt het voor mij als (aankomend) cultuurwetenschapper ook enigszins ongemakkelijk dit advies uit te brengen, omdat het kledingvoorschrift samenhangt met een diep gevoelde en beleefde religiositeit. Toch vind ik dat er voldoende theoretisch onderbouwde en te verdedigen argumenten zijn voor bovenstaand advies. Deze argumenten zal ik later in dit stuk uitwerken, eerst beschrijf ik de achtergronden van dit kledingvoorschrift.

Achtergronden

Reformatorische scholen behoren tot de bevindelijk gereformeerde geloofsgemeenschap. Binnen deze geloofsgemeenschap is het uitermate belangrijk het leven volledig in te richten naar Gods Woord. Hoe men zich dient te kleden wordt dan ook beredeneerd vanuit de Bijbel. Kleding is meer dan “alleen maar een bedekking van onze naaktheid”, het drukt de christelijke kernwaarden uit.[2] De gehanteerde visie op mannen en vrouwen is conservatief en traditioneel, essentialistisch en biologisch gedetermineerd. De vrouw is in essentie en van nature verzorgend en volgzaam, de man is in essentie en van nature leidinggevend.

De Bijbeltekst waarnaar het meest verwezen wordt, ter verantwoording voor het maken van een duidelijk onderscheid tussen mannen en vrouwenkleding, is Deuteronomium 22 vers 5: “Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den HEERE uw God een gruwel”.[3] Ook dient een vrouw/meisje zichzelf eerbaar te kleden. In de eerste plaats om zich eerbaar te tonen in het aangezicht van God. Daarnaast om te voorkomen dat mannen seksueel geprikkeld raken bij het zien van te veel bloot.[4]

Theoretische onderbouwing van het advies

Gender is een sociaal construct

Het problematische van de verplichte rok of jurk voor meisjes is dat het hiërarchisch gedefinieerde genderverhoudingen en -rollen voortdurend bevestigd en in stand houdt. In 1949 bekritiseerde Simone de Beauvoir al de essentialistische visie op vrouwen in haar beroemde boek De tweede sekse. De meest gevleugelde en geciteerde uitspraak uit dit boek is dat je “niet als vrouw wordt geboren maar tot vrouw wordt gemaakt”. ‘Vrouw’ of welk gender dan ook is geen natuurlijk feit, maar een “historische situatie”.[5] Wat De Beauvoir hier doet is het biologisch bepaalde geslacht, ‘sekse’, loskoppelen van ‘gender’. Gender is hoe wij sociaal en cultureel vormgeven aan (onze) sekse.[6]

De Beauvoir trekt dus biologie en gedrag uit elkaar, het een leidt niet automatisch tot het ander. ‘Vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ is geen essentie die besloten ligt binnen de sekse. Het is de historische en cultureel bepaalde situatie die inhoud geeft aan de categorieën ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’, gender is derhalve sociaal geconstrueerd. De historie laat ook zien dat het mannelijke altijd boven het vrouwelijke staat, er is sprake van een hiërarchisch georganiseerde machtsstructuur. Deze sociaal-constructivistische visie staat diametraal tegenover de essentialistische visie van de reformatorische scholen.

Hetero-normativiteit en gender

Judith Butler gaat een stap verder door vast te stellen dat wij leven binnen een dominante hetero-normatieve machtsstructuur. Binnen deze structuur kan gender en geslacht alleen gedacht worden binnen de binaire oppositie man-vrouw. Deze binaire oppositie is zelf ook sociaal-cultureel geconstrueerd. Om het denken over gender te bevrijden van deze categorieën is het volgens Butler nodig gender als “performatief”, een taalhandeling, op te vatten.[7]

Gender is niet iets wat we zijn, maar iets wat we doen; een “act”. Omdat wijzelf en de ander geloven in deze act, die een taalhandeling is, wordt deze als concreet en vaststaand gezien. Maar juist omdat de ideeën over gender gevormd zijn, kunnen zij ook anders gevormd worden.[8] Butler creëert hier ruimte voor genderfluïditeit, voor mensen die niet passen binnen de dwingende heteroseksuele normen van mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Het probleem van hetero-normativiteit

Butler stelt dat wij, ook in het geval van gender, door voortdurende herhaling van de norm en door bestraffing van het afwijkende leren wat ‘normaal’ of ‘abnormaal’ is. Dit vindt plaats binnen een historisch bepaalde structuur van macht. Alles wat niet voldoet aan het normale wordt gemarginaliseerd en/of afgewezen.[9]

Op reformatorische scholen wordt met het kledingvoorschrift uitgegaan van een hetero-normatieve binaire genderstructuur die past binnen een patriarchale machtsstructuur. Jongeren die zich hier niet bij thuis voelen vinden niet de (h)erkenning die zij nodig hebben. Zij worden gedwongen zich te conformeren aan de heteroseksuele kledingnorm. Mentale en emotionele problematiek die samenhangt met het (moeten) ontkennen van de eigen identiteit wordt niet (h)erkend vanwege het grote taboe op homoseksualiteit en op vragen rondom gender en genderfluïditeit.

Kleding als belichaamde ervaring

Merleau-Ponty zegt dat het een fundamentele fout is ons lichaam te beschouwen als iets dat los van ons staat “als een object in de wereld”. Ons bestaan is een belichaamde ervaring, het lichaam vormt “our point of view on the world” en vormt de onzichtbare grens van al onze ervaringen en is altijd aanwezig, zelfs voor we bewust nadenken over iets. Ons lichaamsbewustzijn wordt niet alleen bepaald door het visuele aspect maar meer nog door de kinesthetische ervaring van ons lichaam.[10]

Llewellyn Negrin stelt dat Merleau-Ponty een theoretische onderbouwing geeft om kleding “niet simpel als een esthetisch of symbolische fenomeen [te beschouwen] maar als een haptische ervaring”.[11] Mijn stelling is dat het moeilijker is los te komen van essentialistische gedachten over gender door het (uitsluitend) dragen van genderbevestigende kleding. Met andere woorden, als ik een rok draag voel ik mij vrouwelijker, ga ik mij vrouwelijker gedragen en voeg ik mij meer naar het beeld dat rondom ‘vrouwelijkheid’ bestaat. Meisjes op reformatorische scholen worden niet alleen visueel voortdurend met ‘vrouw zijn’ geconfronteerd, maar ook direct en continu via hun lichaam. Mede hierdoor kan het voor meisjes op reformatorische scholen lastiger zijn zichzelf volledig te ontplooien en zicht te krijgen op de eigen ambities. De essentialistische visie op vrouwen wordt immers ook voortdurend in de eigen lichaamsbeleving gereproduceerd.

In 2005 deed José Baars onderzoek naar de beroepskeuze en het niveau van de vervolgopleiding van meisjes op de reformatorische school Pieter Zandt in Kampen. Zij vergeleek landelijke cijfers met de cijfers van het Pieter Zandt. Uit het onderzoek blijkt dat meisjes op het Pieter Zandt gemiddeld iets vaker kiezen voor een vervolgopleiding in zorg of onderwijs. Het meest opvallende verschil echter was te zien in de keuze voor het niveau van de vervolgopleiding. In de jaren 2001-2005 koos twee derde tot driekwart van de meisjes van het V.W.O. voor een vervolgopleiding onder niveau, tegenover een derde landelijk gezien.[12] Als motivatie werd vaak gegeven dat zij later als moeder toch niet fulltime zouden gaan werken wat mogelijk vereist zou zijn bij functies op een hoger niveau.[13] Dit onderzoek is enigszins gedateerd. Interessant zou zijn het eens te herhalen met daaraan gekoppeld de vraag naar kleding, lichaamsbeleving en ideeën over vrouw-zijn.

Victim blaming en dubbele seksuele moraal

Als laatste wil ik nog ingaan op de vereiste ‘eerbare kleding’. Dit voorschrift houdt in dat het bovenlichaam tot en met de bovenzijde van de armen volledig bedekt moet zijn, ook mag de rok/jurk niet te kort zijn. Kortom: niet te bloot en niet te uitdagend. Met deze vereisten worden meisjes verantwoordelijk gemaakt voor mogelijk ongewenst gedrag. Hier is sprake van ‘victim blaming’.

Belle Barbé (specialist seksuele opvoeding) en Anna Jansen (pedagoog) zeggen dat ‘bloot’ gelijkstellen aan ‘uitdagend’ problematisch is. Degene die geprikkeld wordt door bepaalde kleding is zelf eigenaar van die gevoelens, en dient daar verantwoordelijk mee om te gaan. Jongeren, zowel meisjes als jongens in dit verband, mogen op school (of waar dan ook) nooit leren dat “hun uiterlijk of kledingkeuze leidt tot ongewenst gedrag”.[14]

In hetzelfde artikel geven beide onderzoekers aan dat relationele en seksuele vorming profiteren van open dialoog en het uitwisselen van verschillende standpunten. Kledingvoorschriften kunnen een 'dubbele seksuele moraal' versterken, omdat ze voornamelijk gericht zijn op meisjes. Dit kan leiden tot het in stand houden van ouderwetse genderrollen, waarbij meisjes worden gezien als potentiële slachtoffers en jongens als daders. Seksuele gezondheid daarentegen wordt bevorderd door gelijkwaardigheid en vrije keuze.[15]

Het is mijns inziens belangrijk dat scholen een veilige omgeving bieden waar jongeren kunnen experimenteren met diversiteit in gender en kledingstijl, en openlijk kunnen praten over de impact hiervan op henzelf en anderen.

Conclusie

Aan de hand van hedendaagse cultuurwetenschappelijke theorieën heb ik in dit adviesrapport aangetoond dat een essentialistische en biologisch gedetermineerde visie op gender niet meer te verdedigen is. Daarnaast heb ik laten zien dat kleding meer is dan de aankleding van een lichaam, het is een belichaamde ervaring. Ook heb ik uitvoerig stilgestaan bij de problematiek rondom hetero-normativiteit, traditionele genderrollen en victim blaming.

Op basis van al het besprokene luidt mijn conclusie dan ook dat de verplichting voor meisjes om een rok of jurk te dragen, evenals de eis dat de kleding eerbaar moet zijn, moet worden afgeschaft.


Noten en bibliografie

[1] ‘Leerlingenstatuut’, Pieter Zandt.

 https://www.pieterzandt.nl/leerlingenstatuut/, laatst geraadpleegd op 24 januari 2024.

[2] Ds. C.P. de Boer, Kleren maken de m/v. Bijbelse bezinning op kleding (e-boekuitgave; Apeldoorn 2013).

[3] ‘Deuteronomium 22 – Statenvertaling’, Statenvertaling.

https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=5&hf=22&ind=1#startg, laatst geraadpleegd op 13 januari 2024.

[4] Ds. C.P. de Boer, Kleren maken de m/v. Bijbelse bezinning op kleding (e-boekuitgave; Apeldoorn 2013).

[5] Judith Butler,’Performative acts and gender constitution: an essay in phenomenology and feminist theory’, Theatre Journal 40 (1988) afl. 4, 519-531, aldaar 519-520.

[6] Ibidem, 522.

[7] Judith Butler,’Performative acts and gender constitution: an essay in phenomenology and feminist theory’, Theatre Journal 40 (1988) afl. 4, 519-531, aldaar 522.

[8] Ibidem, 520.

[9] Ibidem, 520 en 522 en 528.

[10] Llewellyn Negrin, ‘Maurice Merleau-Ponty. The corporal experience of fashion’ in: Agnès Rocamora en Anneke Smelik ed., Thinking through fashion. A guide to key theorists (Londen 2015) 115-125, aldaar 116 en 117.

[11] Ibidem, 115.

[12] José M. Baars-Blom, De onschuld voorbij…Over reformatorische cultuur en wereldbestormende meisjes (Kampen 2006) 120-125.

[13] Ibidem, 126-131.

[14] ‘Spaghettibandjes en korte rokjes betekenen niet dat iemand ‘erom vraagt’ en moet je dus niet verbieden’, NRC, 9 juni 2021.

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/09/blote-kleding-op-school-verbieden-is-fout-signaal-a4046620?t=1706041185, laatst geraadpleegd op 24 januari.

[15] Ibidem.

 

 

Baars-Blom, José, De onschuld voorbij…Over reformatorische cultuur en wereldbestormende meisjes (Kampen 2006).

 

Boer, Ds. C.P. de, Kleren maken de m/v. Bijbelse bezinning op kleding (e-boekuitgave; Apeldoorn 2013).

 

Butler, Judith, ’Performative acts and gender constitution: an essay in phenomenology and feminist theory’, Theatre Journal 40 (1988) afl. 4, 519-531.

 

‘Deuteronomium 22 – Statenvertaling’, Statenvertaling.

https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=5&hf=22&ind=1#startg, laatst geraadpleegd op 13 januari 2024.

 

‘Leerlingenstatuut’, Pieter Zandt.

 https://www.pieterzandt.nl/leerlingenstatuut/, laatst geraadpleegd op 24 januari 2024.

 

Negrin, Llewellyn, ‘Maurice Merleau-Ponty. The corporal experience of fashion’ in: Agnès Rocamora en Anneke Smelik ed., Thinking through fashion. A guide to key theorists (Londen 2015) 115-125.

 

‘Spaghettibandjes en korte rokjes betekenen niet dat iemand ‘erom vraagt’ en moet je dus niet verbieden’, NRC, 9 juni 2021.

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/09/blote-kleding-op-school-verbieden-is-fout-signaal-a4046620?t=1706041185, laatst geraadpleegd op 24 januari.

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb